Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dit zijn de [22]geboorten van Noach. Noach was een rechtvaardig, [23]oprecht man in zijn [24]geslachten. Noach [25]wandelde met God. 22. Dat is, geslacht en geschiedenissen, of hetgeen Noach in zijn geslacht wedervaren is; want het Hebr. woord betekent niet alleen afkomst en nakomelingen, maar ook hetgeen dezen bejegent; dat is, inderdaad ene historie of verhaal van iemands zaken. Verg. onder hfdst.25 vs.19, hfdst.37 vs.2; Num.3:1. 23. Dat is, die in het ware geloof en in de vroomheid des levens, ongeveinsd en zonder valsheid was. Zie onder hfdst.17 vs.1, hfdst.25 vs.27; Job 1:1. 24. Dat is, onder de mensen, die in zijne eeuw leefden. Alzo onder hfdst.7 vs.1. 25. Zie boven hfdst.5 vs.22.